2
Will was dankbaar dat hij taken en verplichtingen had om zich mee bezig te houden. Vroeg in de middag had hij zijn rondje langs de groenteboer, de slager en de wijnhandel gemaakt zonder een glimp van de grote blauwe camper op te vangen. Hij sneed de groenten langzaam en bedachtzaam, maalde de specerijen en braadde het vlees aan, waardoor het kleine keukentje en de rest van het appartement al snel doordrongen waren van de karakteristieke geur van chili à la Will, het enige gerecht dat hij foutloos kon bereiden en gasten durfde voor te schotelen tijdens een etentje.
Phillip lag te slapen toen Nancy thuiskwam. Met een vinger tegen zijn lippen liet hij haar weten dat ze stil moest zijn en vervolgens gaf hij haar een omhelzing van het soort van mensen die net een jaar getrouwd zijn, zo eentje met afdwalende handen.
‘Wanneer is Leonora weggegaan?’
‘Een uurtje geleden. Hij slaapt.’
‘Ik heb hem ontzettend gemist.’ Ze probeerde zich los te maken uit zijn omhelzing. ‘Ik wil hem even zien!’
‘En ik dan?’
‘Hij komt op de eerste plaats. Jij volgt daar vlak achter.’
Hij volgde haar de slaapkamer in en keek toe toen ze zich over het wiegje boog en haar schoenen uitschopte. Hij had het al eerder opgemerkt, maar op dat moment drong het pas echt tot hem door: haar uitstraling had iets sereens gekregen, een rijpe vrouwelijke schoonheid die er ongemerkt in was geslopen. Hij herinnerde haar er regelmatig plagend aan dat toen ze aan elkaar gekoppeld werden in de Doemsdag-zaak, hij niet bepaald duizelig van verlangen naar haar was geweest. Ze was destijds aan de mollige kant, het gevolg van een combinatie van een nieuwe baan, stevige stress, oude gewoonten die je moeilijk kwijtraakt, waardoor ze een paar kilo was aangekomen. Will was altijd iemand geweest die op het type lingeriemodel viel. Als gevierde footballster op de middelbare school had hij de mooie meiden voor het uitkiezen, waardoor het slanke figuurtje van een cheerleader in zijn geheugen stond gegrift, zoals een eendenkuiken een imprint van de moedereend in zijn geheugen heeft opgeslagen. Zijn hele leven lang had hij dan ook achter mooie meiden aan gelopen.
In feite had hij nooit op een amoureuze manier aan Nancy gedacht tot een bliksemdieet haar een zandloperfiguurtje had opgeleverd. Ja, ik ben oppervlakkig, zou hij toegeven als iemand hem dat zou verwijten. Hij had haar ook een gezond cynisme bijgebracht. Aanvankelijk was ze zo doordrenkt van vrome ambitie en fbi-protocol dat hij er niet goed van werd, alsof hij een buikvirus had. Maar hij was een goede en geduldige leraar, en onder zijn leiding leerde ze om niet alles klakkeloos van hogerhand te accepteren, de bureaucratische rompslomp niet al te serieus te nemen, en dat glad ijs over het algemeen de juiste plek was om je op te begeven.
Op een dag, toen hij het somber inzag met de Doemsdag-zaak omdat er kop noch staart aan te ontdekken viel, besefte hij dat Nancy de ware voor hem was; zij was helemaal zijn type. Ze was heel aantrekkelijk geworden. Hij vond het sexy dat ze klein was, zodat ze bijna verdween wanneer hij zijn armen en benen om haar heen sloeg. Hij hield van de zijdeachtige textuur van haar bruine haar, van het feit dat ze tot aan haar borstbeen rood werd wanneer ze bloosde, en van haar vrolijke gegiechel wanneer ze de liefde bedreven. Ze was slim en sexy. Haar onvoorstelbaar grote kennis van kunst en cultuur was intrigerend, zelfs voor een man wiens opvatting van cultuur een Spiderman-film was. En daar kwam nog eens bij dat hij zelfs haar ouders aardig vond.
Hij was klaar om verliefd te worden.
Hij wist het helemaal zeker toen Area 51 en de Bibliotheek in zijn gedachten opkwamen. Dat zette hem aan het denken over zijn leven, over een huiselijk leven.
Nancy was een kanjer tijdens haar zwangerschap: ze at gezond en deed bijna tot aan de bevalling aan zwangerschapsgym. Na de bevalling raakte ze in sneltreinvaart de extra kilo’s kwijt en kreeg ze haar oude figuur terug. Ze was erop gebrand haar figuur te blijven handhaven én het moederschap geen belemmering voor haar carrière te laten vormen. Ze wist dat het Bureau haar niet openlijk kon discrimineren, maar wilde er zeker van zijn dat ze niet behandeld zou worden als een tweederangsburger en doelloos zou rondspartelen in de muskusachtige poel testosteron van ambitieuze jongemannen.
Het eindresultaat van al die fysieke en emotionele inspanningen was dat ze zowel lichamelijk als geestelijk rijpte. Ze ging sterker en met meer zelfvertrouwen terug naar kantoor en emotioneel gezien was ze als marmer, solide en koel. Zoals ze haar vrienden vertelde: echtgenoot en baby gedroegen zich en alles was goed.
Wanneer je Nancy’s kant van het verhaal hoorde, lag het voor de hand dat ze verliefd zou worden op Will. Zijn knappe uiterlijk en bedenkelijke reputatie oefenden dezelfde aantrekkingskracht op haar uit als een brandende kaars op een mot, en was even fataal. Maar Nancy was niet van plan dodelijke brandwonden op te lopen. Daar was ze te slim voor. Het leeftijdsverschil – zeventien jaar – maakte haar niets uit, maar het verschil in opvattingen wel. Ze had geen enkel probleem met zijn schelmenstreken, maar ze weigerde de rest van haar leven met een sloopkogel te delen; de bijnaam die Laura, Wills dochter, hem had gegeven omdat hij zowel zijn huwelijken als zijn relaties de vernieling in had geholpen.
Het maakte Nancy niet uit of Wills overmatige drankgebruik een oorzaak of een gevolg was, maar het was dodelijk voor een relatie en hij moest haar beloven dat hij ermee zou stoppen. Hij moest haar beloven dat hij haar trouw zou zijn. Hij moest haar beloven dat ze carrière mocht maken. Hij moest haar beloven dat ze in New York zouden blijven wonen, of in elk geval tot ze een overplaatsing kon versieren naar een plaats die hun beiden aanstond.
Hij hoefde haar niet te beloven dat hij een goede vader zou zijn; ze had het gevoel dat dat geen probleem zou worden.
Pas daarna zei ze ja op zijn aanzoek, terwijl ze bijgelovig haar vingers achter haar rug kruiste.
Terwijl Nancy samen met de baby een dutje deed, ging Will verder met de voorbereidingen voor het eten en toen hij daarmee klaar was, vierde hij dat met een klein glas merlot om zijn keel te smeren. De rijst stond te koken, de tafel was gedekt, en precies op tijd arriveerden zijn dochter en schoonzoon.
Bij Laura begon je te zien dat ze zwanger was en ze straalde van oor tot oor. Ze zag eruit als een elegante vrijgevochten vrouw, als een eigentijdse hippie in een luchtig jurkje met laarzen tot over de knie. Ze deed hem aan haar moeder denken, toen die zo oud was. Greg was in de stad voor een opdracht van de Washington Post. De hotelkamer werd door de krant betaald en Laura was met hem meegekomen om even afstand te nemen van haar tweede boek waaraan ze werkte. Haar debuut, De sloopkogel, waarvoor de scheiding van haar ouders de inspiratie hadden gevormd, verkocht redelijk en kreeg goede recensies.
Het boek stak Will nog steeds en daar kwam nog eens bij dat wanneer hij naar zijn exemplaar keek, dat trots tentoongesteld lag op een bijzettafeltje, hij onwillekeurig moest denken aan de rol die het had gespeeld in de doorbraak in de Doemsdag-zaak. Dan schudde hij zijn hoofd en verscheen er een afwezige blik in zijn ogen, en wist Nancy wat er door zijn hoofd spookte.
Will had Gregs sombere stemming al opgepikt nog voor hij de drempel over stapte en drukte zijn schoonzoon een glas wijn in de hand. ‘Kop op,’ zei Will, zodra Laura en Nancy in de slaapkamer waren verdwenen om over baby’s te praten, ‘als ik het aankan, kun jij het ook.’
‘Met mij is alles goed.’
Zo zag hij er niet uit. Greg had een hongerige blik in zijn ogen, was graatmager, had ingevallen wangen, een scherpe neus, en een vierkante kin met een diepe gleuf erin: het soort gezicht dat schaduwen over zichzelf wierp.
Hij zag er niet uit alsof hij ooit een kam door zijn haar haalde. Will vond altijd dat hij op een karikatuur van een vermoeide journalist leek, die strak stond van de cafeïne, aan chronisch slaapgebrek leed, en zichzelf veel te serieus nam. Toch was het een goede vent. Toen Laura zwanger werd, gedroeg hij zich als een kerel en trouwde hij met haar zonder te aarzelen of stampij te maken. Twee Piper-huwelijken in één jaar. Twee baby’s.
De mannen gingen zitten. Will vroeg hem naar zijn werk. Greg vertelde dat hij de bijeenkomst van een forum versloeg dat zich met klimaatverandering bezighield en weidde er met monotone stem over uit, maar het onderwerp verveelde hen allebei al snel. Hij was in de sombere stemming die elke startende journalist vroeg of laat overviel omdat hij nog geen goed verhaal had gevonden, eentje dat hem een stapje hoger op de ladder zou brengen.
Will was zich daar terdege van bewust toen Greg vroeg: ‘En, Will, de laatste keer dat we het erover hadden was er nog geen doorbraak in de Doemsdag-zaak.’
‘Klopt.’
‘Dus die is nooit opgelost?’
‘Klopt. Nooit.’
‘Het moorden hield gewoon op.’
‘Ja. Het hield gewoon op.’
‘Vind je dat niet vreemd?’
Will haalde zijn schouders op. ‘Ik hou me er al een jaar niet meer mee bezig.’
‘Je hebt me nooit verteld wat er is gebeurd. Waarom ze je van de zaak haalden. Waarom er een arrestatiebevel voor je was uitgevaardigd. En hoe alles uiteindelijk toch nog goed kwam voor je.’
‘Dat klopt. Dat heb ik nooit verteld.’ Hij stond op. ‘Ik moet even naar de rijst kijken, anders hebben we straks beitels nodig om erdoorheen te komen.’ Hij liet Greg alleen in de woonkamer achter, die somber zijn wijn opdronk.
Tijdens het eten was Laura in een opperbest humeur. Daar hadden haar hormonen voor gezorgd omdat ze Phillip in haar armen had gehouden en in gedachten al haar eigen baby in haar armen hield. Ze werkte de ene na de andere lepel chili naar binnen en kletste er vrolijk op los. ‘En is pa nog steeds enthousiast New York aan het verkennen nu hij met pensioen is?’
‘De vaart is er een beetje uit,’ merkte Nancy op.
‘Ik zit erbij, hoor. Waarom vraag je het niet aan mij?’
‘Oké. Pa, ben je nog steeds enthousiast New York aan het verkennen nu je met pensioen bent?’
‘De vaart is er een beetje uit.’
‘Zei ik het niet?’ Nancy glimlachte. ‘En het ging zo goed.’
‘Hoeveel musea en concerten kan een man aan voor hij er zijn buik vol van heeft?’
‘Wat voor soort man?’ vroeg Nancy.
‘Eentje die lekker wil gaan vissen.’
Nancy reageerde geprikkeld. ‘Ga dan naar Florida! Ga lekker een weekje vissen! Dan vragen we of de babysitter wat meer uren wil draaien.’
‘En als jij dan moet overwerken?’
‘Will, ze hebben me op identiteitsdiefstallen gezet. Ik zit de hele dag online. Tot ze me een interessantere zaak geven, is er geen sprake van overwerk.’
Will veranderde nogal nors van onderwerp. ‘Ik wil elke dag kunnen vissen als ik daar zin in heb.’
Nancy’s glimlach verdween. ‘Je wilt gewoon verhuizen.’
Laura schopte Greg zachtjes onder tafel, bij wijze van hint. ‘Mis je het, Will?’ vroeg hij.
‘Mis ik wat?’
‘Werken. De fbi.’
‘Totaal niet. Ik mis vissen.’
Greg schraapte zijn keel. ‘Heb je er weleens aan gedacht om een boek te schrijven?’
‘Waarover dan wel?’
‘Over al die seriemoorden waaraan je gewerkt hebt.’ En na een scherpe blik van Will voegde hij er snel aan toe: ‘Behalve de Doemsdag-zaak!’
‘Waarom zou ik in jezusnaam al die ellende willen oprakelen?’
‘Het waren geruchtmakende zaken. Dat is populaire geschiedenis. Mensen lezen dat graag.’
‘Geschiedenis! Eerder smerige rotzooi. Trouwens, ik kan helemaal niet schrijven.’
‘Dan huur je toch iemand in die het voor je schrijft? Je dochter kan schrijven. Ik kan schrijven. Volgens ons zou het een bestseller kunnen worden.’
Will werd kwaad. Als hij dronken was geweest, zou hij ontploft zijn, maar de nieuwe Will fronsde alleen zijn voorhoofd en schudde vastberaden zijn hoofd. ‘Jullie moeten het op eigen kracht zien te maken. Ik ga niet voor kruiwagen spelen.’
Nancy gaf hem een tik op zijn arm. ‘Will!’
‘Dat bedoelde Greg niet, pa!’
‘O nee?’ Op dat moment klonk de voordeurbel van het appartementcomplex. Will stond op en drukte geërgerd op de knop van de intercom. ‘Hallo? Wie is daar?’ Geen antwoord. ‘Hallo?’
De zoemer ging opnieuw. En nog een keer. ‘Wel verdomme.’
Hij stapte nijdig in de lift en keek beneden om zich heen toen hij niemand bij de voordeur zag staan. Hij wilde net de deur opendoen om een kijkje op straat te nemen toen hij op ooghoogte een visitekaartje op de voordeur ontdekte, dat met een stukje plakband op het glazen paneel was bevestigd:
de 2027 club. henry spence, voorzitter. Eronder stond een telefoonnummer met het netnummer 702. Las Vegas. En daar weer onder stond met kleine blokletters geschreven: meneer piper, bel me alstublieft meteen.
2027.
Hij haalde sissend adem toen hij het jaartal zag.
Hij duwde de voordeur open. Buiten was het donker en kil. De paar voetgangers die er liepen, hadden zich warm aangekleed tegen de kou en bewogen zich doelbewust voort, wat gebruikelijk was in een woonwijk. Hij zag niemand rondhangen en hij zag geen camper.
Zijn mobieltje zat overdag in zijn zak, zodat Nancy en hij babynieuwtjes konden uitwisselen. Hij toetste het nummer in.
‘Goedenavond, meneer Piper.’ De stem klonk opgewekt, bijna vrolijk.
‘Met wie spreek ik?’ vroeg hij, zonder op zijn naam te reageren.
‘Met Henry Spence. Van de camper. Fijn dat u zo snel reageert op mijn boodschap.’
‘Wat wilt u van me?’
‘Ik wil met u praten.’
‘Waarover?’
‘Over 2027 en andere onderwerpen.’
‘Dat lijkt me geen goed idee.’ Will liep snel naar de hoek van de straat om te kijken of hij de camper ergens zag staan.
‘Ik hou niet van clichés, meneer Piper, maar het is dringend. Een zaak van leven en dood.’
‘Wiens dood?’
‘De mijne. Ik heb nog tien dagen te leven. Gun een man die al met één been in het graf staat zijn wens en praat met me.’